Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5273

Datum uitspraak2007-03-16
Datum gepubliceerd2007-10-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAWB 06/909
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tewerkstelling vreemdelingen, boeteoplegging


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector bestuursrecht AWB nummer: 06/909 uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake Provincie Zeeland, te Middelburg, eiseres, gemachtigde J.J. Dingemanse, tegen de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zetel houdend te Den Haag, verweerder. I. Procesverloop Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het op bezwaar genomen besluit van verweerder van 5 juli 2006 (hierna: het bestreden besluit). Het beroep is op 25 januari 2007 behandeld ter zitting van de meervoudige kamer. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde S. Eekhout. II. Overwegingen 1. Eiseres heeft op 12 april 2005 het maaiwerk langs de provinciale wegen uitbesteed aan het bedrijf Growepa B.V. te [plaats]. 2. Voor het verrichten van het maaiwerk heeft Growepa B.V. vervolgens drie werkers ingehuurd bij het Duitse Bastan Galabau, gevestigd te [plaats] 3. Bij besluit van 8 november 2005 is aan eiseres een boete opgelegd van € 24.000,- wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de WAV). In dit besluit staat aangegeven dat eiseres op locaties aan de [straatnaam] en de [straatnaam] te [plaats] drie vreemdelingen werkzaamheden heeft laten verrichten zonder de ingevolge de WAV vereiste tewerkstellingsvergunning. 4. Het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 8 november 2005 is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden die de vreemdelingen hebben verricht, werkzaamheden zijn waartoe eiseres opdracht heeft gegeven. Eiseres is dan ook aan te merken als werkgever in de zin van de WAV. 5. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en heeft per brief van 15 augustus 2006 beroep ingesteld. In haar beroepschrift heeft zij aangevoerd dat van werkgeverschap ingevolge de WAV sprake is indien het laten verrichten van arbeid aan de orde is. Ook kan er sprake zijn van werkgeverschap indien een opdrachtgever feitelijk het werk laat verrichten. In beide gevallen is de aanwezigheid van enige vorm van werkleiding, instructie of hiërarchie essentieel. Deze twee vormen van werkgeverschap hebben zich in dit geval niet voorgedaan. Eiseres kan dan ook niet als werkgever worden aangemerkt. Ter zitting heeft eiseres ten aanzien van de opgelegde boete aangevoerd dat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt en heeft zij een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld. 6. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. 7. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef, onder b en sub 1, van de WAV wordt onder werkgever verstaan degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WAV is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, is bepaald dat het verbod bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet van toepassing is met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie ingevolge bepalingen, vastgesteld bij overeenkomst met andere mogendheden dan wel bij een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, een tewerkstellingsvergunning niet mag worden verlangd. Ingevolge artikel 18 wordt, voor zover thans van belang, het niet naleven van artikel 2, eerste lid, van de WAV als beboetbaar feit aangemerkt. Artikel 19a, eerste lid, van de WAV bepaalt dat een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar namens hem de boete oplegt aan degene op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een beboetbaar feit. Ingevolge artikel 39, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: het EG-Verdrag) is het verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap vrij. Ingevolge artikel 49, eerste alinea, van het EG-Verdrag, zijn in het kader van de volgende bepalingen de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap verboden ten aanzien van onderdanen der lidstaten die in een ander land van de Gemeenschap zijn gevestigd dan dat, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht. In artikel 50, laatste alinea, van het EG-Verdrag, voor zover thans van belang, wordt bepaald dat degene die de diensten verricht, daartoe zijn werkzaamheden tijdelijk kan uitoefenen in het land waar de dienst wordt verricht, onder dezelfde voorwaarden als die welke dat land aan zijn eigen onderdanen oplegt. 8. Niet in geschil is dat twee van de drie werkers die de maaiwerkzaamheden hebben uitgevoerd de Turkse en één de Kazachse nationaliteit hebben. De drie werkers zijn aan te merken als vreemdelingen in de zin van de WAV. Tussen partijen staat vast dat de drie vreemdelingen maaiwerkzaamheden hebben verricht op locaties aan de [straatnaam]en de [straatnaam] te [plaats]. 9. Ingevolge het EG-recht zijn beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap verboden. De drie vreemdelingen zijn in dienst van een Duits bedrijf Bastan Galabau]. Als Duits bedrijf kan Bastan Galabau in Nederland diensten verrichten. Volgens vaste jurisprudentie dient echter onderscheid te worden gemaakt tussen de situatie waarin een bedrijf uit een andere lidstaat werkzaamheden in Nederland uitvoert met eigen werknemers, en de situatie waarin de dienstverlening door het bedrijf uit een andere lidstaat enkel bestaat uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten voor hier in Nederland uit te voeren werkzaamheden. In geval van deze laatstgenoemde situatie treden de werknemers toe tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Nederland is dan bevoegd maatregelen te treffen om de toegang van deze werknemers tot de arbeidsmarkt te regelen. 10. Uit de stukken blijkt dat het Nederlands bedrijf Growepa B.V. aan wie eiseres het werk heeft uitbesteed, het maaiwerk heeft laten uitvoeren door drie vreemdelingen die in dienst zijn van het Duits Bastan Galabau. Dit Duits bedrijf heeft echter de werkzaamheden niet zelf met zijn werknemers hier in Nederland uitgevoerd. Nu Basatan Galabau slechts zijn werknemers ter beschikking heeft gesteld is er weliswaar sprake van het verrichten van diensten als bedoeld in artikel 49 van het EG-Verdrag, maar omdat in dat geval de werknemers zijn toegetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt, is Nederland bevoegd de toegang van deze werknemers tot die arbeidsmarkt te regelen. Van de uitzondering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de WAV is dan ook geen sprake. 11. Uit het voorgaande volgt dat voor het laten uitvoeren van de werkzaamheden door de drie vreemdelingen een tewerkstellingsvergunning is vereist. Aan de orde is vervolgens de vraag of eiseres aan te merken is als werkgever in de zin van de WAV. Blijkens de memorie van toelichting bij de artikelen 1 en 2 van de WAV is diegene die een vreemdeling feitelijk arbeid laat verrichten vergunningplichtig. 12. Vanwege het door de wetgever expliciet gewenste ruime werkgeversbegrip van de Wet arbeid vreemdelingen (art.1, sub b, WAV ) bestaat er in beginsel voor alle arbeid die verricht wordt door een vreemdeling, ongeacht de juridische vorm, voor de werkgever/opdrachtgever een verplichting te beschikken over een tewerkstellingsvergunning. De rechtbank vindt in hetgeen door eiseres is aangevoerd geen argumenten om te komen tot het oordeel dat eiseres niet zou zijn aan te merken als werkgever in de zin van de WAV. De maaiwerkzaamheden langs de provinciale wegen zijn door de vreemdelingen verricht voor eiseres. Dat eiseres de vreemdelingen niet zelf heeft ingeschakeld voor het uitvoeren van deze werkzaamheden heeft hier geen betekenis. Ook de stelling van eiseres dat enige vorm van werkleiding, instructie of hiërarchie ontbreekt doet aan het voorgaande niet af. Uit de tekst van de WAV noch de memorie van toelichting volgt dat enige vorm van hiërarchie of leiding noodzakelijk is om te kunnen spreken van werkgever in het kader van de WAV. 13. Gelet op het voorgaande was eiseres als werkgever bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef, onder b en sub 1, van de WAV te allen tijde verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op het aanwezig zijn van de benodigde tewerkstellingsvergunning. Het beroep van eiseres op de afwezigheid van alle schuld treft dan ook geen doel. Nu eiseres niet over een tewerkstellingsvergunning beschikt, was verweerder ingevolge artikel 18 in samenhang met artikel 19a van de WAV bevoegd aan eiseres een boete op te leggen. Ten aanzien van de hoogte van de boete zijn door eiseres geen gronden aangevoerd zodat de rechtbank dit aspect buiten beschouwing zal laten. 14. De conclusie is dat verweerder het bezwaar van eiseres gericht tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard. Het bestreden besluit houdt in rechte stand. Het beroep van eiseres is dan ook ongegrond. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2007 door mr. J.F.I. Sinack, als voorzitter, en mr. G.J.A. van Unnik en mr. N.C.W. Haesen, als leden, in tegenwoordigheid van mr. E. Ahbata, griffier. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: